OP FOTOSAFARI IN ETHIOPIË

MO Magazine

Door Saskia Konniger

Augustus 2005

Toerisme in de Zuid-Ethiopische Omovallei

 

Toerisme is een van de meest indringende aspecten van globalisering. Vooral voor de minder welvarende regio’s. Zo adverteren reisbureaus met fotosafari’s door Ethiopië, een rondreis waarbij je niet dieren maar ‘primitieve stammen’ fotografeert. Verwend imperialistisch gedrag of eindelijk een kans voor de lokale bevolking om uit hun isolement te komen?

‘We zijn naar de Omovallei gekomen, omdat we de Hamar, een van de etnische volken, die hier wonen, zo interessant vinden. Vanwege hun uitdossing, bijvoorbeeld mensen met klei in hun haar, maar ook omdat ze zulke interessante karakteristieke gezichten hebben, heel expressief. Als je ooit een Hamar gezien hebt, zul je hem nooit meer vergeten,’ vertelt Jesús Morea, terwijl hij zijn biertje drinkt op het hotelterras in Jinka, een van grotere plaatsen in de Omovallei in Zuid-Ethiopië.

‘Het is hier heel bijzonder,’ valt zijn reisgenote Martha Arias in, ‘maar de mensen zijn nooit buiten hun dorp geweest en kunnen zich van het westen niets voorstellen. Communicatie is wel moeilijk.’ Jesús vindt dat geen bezwaar. ‘Maakt mij niet uit, hoor. We hebben toch een gids. Die legt alles wel uit.’

Morea en Arias reizen met de Spaanse organisatie Terres Llunyanes en zijn typische Omovallei-toeristen: Europees, hoog opgeleid en welvarend. De meeste toeristen zijn tussen de dertig en zestig jaar en reizen vaak met partner in groepsverband. Ze willen graag kennismaken met andere culturen, maar dan wel van een afstand en met behoud van comfort.

De reisbureaus spelen slim in op de wensen van hun clientèle en hebben de fotosafari bedacht. Omdat de Omovallei een geïsoleerd gebied is, waar veel verschillende bevolkingsgroepen wonen, hebben de tourorganisaties hun rondreizen zo gepland dat hun klanten elke dag een andere markt aandoen en dus elke dag een andere groep met eigen tradities en uitdossing kunnen zien en – tegen betaling – fotograferen. Hoewel deze opzet iets ongemakkelijks heeft, alsof het een reis langs zeldzame diersoorten betreft, prijzen de organisaties de fotosafari’s enthousiast aan. Sommigen appelleren daarbij sterk aan 19de-eeuwse koloniale sentimenten, toen men volkeren langs de lat van evolutie indeelde, met de Afrikaan aan de ene kant; de ‘edele wilde’, emotioneel, primitief en onaangetast door de moderne tijd, en de westerling aan de andere kant; beschaafd en ontwikkeld. Zo schrijft het Belgische reisbureau Club Exotica op zijn website: ‘Nabij de Omo-vallei zullen we Afrika’s primitiefste stammen bezoeken, gespaard gebleven van westerse invloeden, met animistische tradities, waar missionarissen nooit de schaamte voor het eigen lichaam konden onderwijzen, lichamen die uitzonderlijk soms excentriek zijn gedecoreerd.’ Maar de lokale bevolking is arm en grijpt elke kans om een cent te verdienen met beide handen aan. Een foto maken is voor hen een commerciële transactie.

Een van de bevolkingsgroepen van de Omovallei is de Hamar. Het dorp Dimeka ligt op de fotosafari-route. Het is marktdag. De mensen zijn van ver gekomen om hun schaarse spullen, zelfgebrouwen bier, kalebassen of een paar eieren, te verkopen. Met smart wachten dorpsbewoners op de toeristen. Turmi, een van de marktvrouwen, zit met haar takkenbossen onder een boom. ‘Toeristen?’ zegt ze. ‘Ja, daar zijn we erg blij mee. We krijgen 2 birr per foto die ze van ons maken. Ik hoop dat ze mij uitkiezen. Ik verdien daar meer mee dan met mijn takkenbossen. Maar waarom maken die toeristen eigenlijk al die foto’s van ons? Doen ze dat thuis ook? Wat doen ze toch met al die foto’s? Ze zullen er vast veel geld mee verdienen. Waarom zouden ze er anders al die moeite voor doen?’

‘Volgens mij vinden ze ons ook interessant,’ stelt haar buurman Bito. ‘Dat is toch goed? We moeten elkaar leren kennen.’

Dan komen de eerste landcruisers het marktterrein op. Een groep Duitse toeristen stapt uit en loopt met de camera op de buik over de kleine markt. Het ritueel kan beginnen. ‘Foto? Foto?’ roepen de Hamar, terwijl ze voor de toeristen springen. Een enkele toerist kijkt geïrriteerd, maar de meesten kennen het ritueel; ze kiezen de mensen die er het opvallendst uitzien, nemen een foto en belonen de geportretteerde met 1 of 2 birr. Kurt Weisengrüber is zeer te spreken over zijn reis. ‘Ik vind het bijzonder om hier te zijn. De westerse wereld is ver weg. Dit is zo goed als onbetreden gebied. Er is hier zoveel te zien; al die primitieve etnische groepen en het prachtige landschap. De mensen zijn heel mooi om naar te kijken. De jonge meisjes dan, natuurlijk. En de communicatie verloopt gemakkelijk. Met een enkel gebaar weten ze precies wat je bedoelt.’

Zijn reisgenote Amina is minder enthousiast. ‘Ik denk niet dat ze beseffen hoe wij leven. Als ze al blij zijn met de 2 birr, dat is nog geen 20 eurocent, dan hebben ze hier niet veel. Ik voel me daar niet gemakkelijk bij. Maar ja, op deze manier verdienen ze in ieder geval nog een beetje. Ik denk dat het wel goed is voor de ontwikkeling van dit gebied dat we hier komen.’

De Omovallei is een prachtig, maar vooral een arm en geïsoleerd gebied. Er zijn maar een paar onverharde wegen en de mensen hebben geen vervoer. Er is daarom slechts op kleine schaal handel. Er zijn geen supermarkten of andere moderne winkels. Ook is het aanbod van hotels beperkt. De gelegenheden die er zijn, worden gerund door mensen uit de stad. De touroperators bereiden de rondreizen daarom tot in de puntjes voor en reizen in karavanen van landcruisers, volgeladen met drinkwater, voedsel en tenten, zodat hun klanten zo min mogelijk voor onaangename verrassingen komen te staan. Comfortabel voor de toeristen, maar ongunstig voor de lokale bevolking. Behalve een enkele eurocenten voor een foto of een biertje, profiteert de lokale bevolking nauwelijks van de groeiende toeristenstroom.

De reizigers lopen wat rond, kijken naar de stalletjes, maar willen tot ongenoegen van de marktkooplui niets kopen. Met een wantrouwige blik slaan ze het lokale bier af en als ze dan ook geen foto’s meer willen maken, is er irritatie alom. De reisleider weet genoeg. Het is tijd om te gaan. Hij gebaart naar de toeristen en ze vertrekken zo snel als ze zijn gekomen. Een oude Hamar vrouw, Dora, schudt haar hoofd. ‘Dit is niet ideaal, maar toen ik jong was, werden we bezet door de Italianen. Vergeleken met hen heb ik liever de toeristen. Die mishandelen en onderdrukken ons in ieder geval niet. Het leven is nu beter dan vroeger, maar dit jaar zal zwaar worden. Er is geen regen geweest. We kunnen niets oogsten. Door het toerisme kunnen we gelukkig wat verdienen, zodat we wat te eten kunnen kopen, als we niks van de regering krijgen.’

Een Spaanse man en zijn vriendin staan druk te gebaren met enkele marktvrouwen. De man, Jordi García, gidst al jaren groepen door het gebied. ‘Ik houd van deze regio,’ zegt hij. ‘maar ik zie het veranderen. Door het toerisme verloedert het gebied. Kapitalisme, prostitutie. Oude tradities verdwijnen. Eigenlijk zou ik een sleutel van het gebied willen hebben, zodat ik kan komen kijken en dan de deur weer op slot kan doen om alle andere toeristen buiten de deur te houden.’

Het onderzoekscentrum in Jinka, opgezet door de universiteit van Mainz, bekijkt de ontwikkelingen rondom het toerisme met argusogen. ‘Interessant onderwerp. Toerisme begint nu echt een hoge vlucht te nemen,’ zegt antropoloog Felix Girke. ‘Bij de Karo, waar ik onderzoek doe, maakt het toerisme een onlosmakelijk deel uit van hun leven. Zodra ze een stofwolk zien van een groep landcruisers, rennen ze naar de rivier om zich te beschilderen met klei, zodat de reizigers veel foto’s van ze maken en ze dus geld verdienen. De mensen voelen wel degelijk dat ze als apen in een dierentuin bekeken worden. Soms hebben ze er geen zin in en worden ze agressief. Maar over het algemeen is elke bezoeker welkom, elke cent telt. Maar omdat de toeristen een idioot strak schema hebben, vliegen ze voorbij en is er geen contact.’

Zijn collega’s knikken. ‘Ze moeten wel, want ze zitten vast aan het schema van het reisbureau. Zelfstandig rondreizen is intensief en moeizaam of is erg kostbaar. Er moet iets veranderen aan de infrastructuur,’ valt onderzoekster Shauna LaTosky hem bij. ‘Er moeten betere wegen komen, beter openbaar vervoer, meer tolken en goede lokale gidsen, zodat toeristen wel langer op een plek kunnen blijven en de dorpelingen ontmoeten. Ik geloof absoluut dat de meeste toeristen dat graag willen, maar dat niet kunnen.’

‘Shauna heeft gelijk,’ roept antropoloog Ivo Strecker. ‘We moeten de westerse bezoekers de kans bieden voor reflectie. Er zijn hier waardevolle lessen te leren. In onze kunstmatige wereld van consumentisme, vervuiling en stress sluiten we ons af van de natuur en van de medemens. We kunnen van de mensen hier leren hoe je met minimale middelen een gelukkig en zinvol leven kunt leiden, zonder de natuur kapot te maken. Wij hebben allemaal een stukje Hamar in ons. De toeristen moeten dat kunnen ontdekken.’

De volgende dag is het marktdag in het naburige Turmi. Een van de dorpsoudsten, Bello Aike, rookt een pijpje in de schaduw en kijkt geamuseerd toe hoe een oudere Spaanse vrouw haar man ondersteunt om op een zojuist gekocht krukje te zitten. ‘Twintig jaar geleden kwamen rijke Europese bezoekers voor het eerst bij ons op bezoek. We zagen ze komen, vroegen ze om geld. Dat gaven ze. Dat is natuurlijk erg prettig voor ons, maar het gaat niet alleen om het geld. We behoren allemaal tot dezelfde soort. Ik mag dan wel een andere kleur hebben dan de Europeanen, maar we zijn allemaal familie van elkaar. De verre takken wil ik ook wel eens ontmoeten.’

error: Content is protected !!
Share This