KNEEPJES VAN DE KAMELENKENNER

AD Reizen

Door Saskia Konniger

Oktober 2006

Hoe koop je een goede kameel? Tips van een Indiase handelaar

Elk jaar in november stroomt de enorme vlakte bij het heilige Indiase stadje Pushkar vol met meer dan tweehonderdduizend pelgrims, handelaren, toeristen en kamelen. Op deze grootste kamelenmarkt ter wereld, de Pushkar Mela, leerde Saskia Konniger de kneepjes van het vak.

De indringende stank, het verstikkende stof, de stekels en de hitte deren me niet. Om mij heen staan talloze besnorde eigenaren en meer dan veertigduizend bulkende, slobberende kamelen. Ik heb het gevoel alsof ik in Jurassic Park rondloop. Waar ik ook kijk, zie ik zandduinen met groepjes kamelen, die stoïcijns staan te kwijlen en te kauwen. Verspreid over de vlakte, tussen de kamelen, staan tenten, waar de echte Rajasthaanse mannen hun potje koken en overleggen over de prijs. De kameeleigenaren, bijna zonder uitzondering met een indrukwekkende snor en tulband, zijn het gewend aan het nomadische leven. Ze bakken routineus hun dagelijks brood en wassen zich provisorisch met het drinkwater voor de kamelen.

De meeste handelaren komen uit de verre uithoeken van Rajasthan, Punjab en Gujarat en hebben per kameel honderden kilometers afgelegd. Er is geen handelaar die de Pushkar Mela wil missen. Pushkar is namelijk rond deze tijd van het jaar de beste plek om een goede slag te slaan. Want in een ver verleden, ook zo rond november, liet de hindoestaanse oppergod Brahma precies op de plek waar nu Pushkar is een lotusblaadje vallen. Op magische wijze stroomde het water toe en vormde een heilig meer. Brahma was zo te spreken over het resultaat dat hij een jaarlijkse bijeenkomst voor alle negenhonderdduizend wezens van het hindoeïsme in het leven riep. Sindsdien trekt de jaarlijkse aanwezigheid van zoveel goden niet alleen veel pelgrims, maar vooral ook veel handelaren. Immers, met zoveel goden in je kielzog kan je winstverwachting niet meer stuk.

Nieuwsgierig volg ik een groep handelaren, die schijnbaar ongeïnteresseerd rond een groepje kamelen cirkelt. Waar letten ze op? ‘Hoe onderscheid je een goede kameel van een slechte?’ vraag ik Bansi, een jonge man met een serieuze blik. Hij port bij een drinkbak een jonge kameel in zijn bil. Het dier schrikt en staat als een logge prehistorische gigant met schokken op. ‘Zie je, alert,’ zegt Bansi kordaat. ‘Dat is een goed teken. Ik ben op zoek naar een jong exemplaar van ongeveer 2,5 jaar oud voor ongeveer tienduizend roepies (circa 200 euro). Op die leeftijd zijn kamelen bijna volwassen, maar nog wel jong genoeg om ze te trainen. Daar heb je dan nog ongeveer zes maanden voor. Ik zoek daarom een slimme, vriendelijke en goedgebouwde kameel. Eentje die ik in een korte tijd klaar kan stomen tot een betrouwbaar lastdier en daarna kan verkopen voor het dubbele.’

‘Als je goed oplet,’ zegt Bansi. ‘Dan leg ik je uit wat de kenmerken zijn van een goede kameel. Kom.’ Ik loop in het mulle zand achter hem aan, van zandduin naar zandduin aangestaard door duizenden kamelen. Een groepje mannen wast hun viervoeter en scheren decoratieve figuurtjes in zijn vacht. Het dier krijst. ‘Dit is geen goede kameel,’ zegt Bansi zacht. ‘Kijk naar zijn ogen. Te droog. En zijn oren liggen plat. Hij is bang, niet gelukkig. Daar heb je niks aan. Een goede kameel zit goed in vel en loopt lekker stevig door, ook als er onverwachte tegenliggers zijn.’

Dan wijst Bansi naar een kameel, die parmantig in het midden van het kamp op een hoge zandduin staat. ‘Een goede kameel heeft waterige ogen. Dat heeft deze. Hij staat lekker actief op zijn poten en heeft zijn oren gespitst. Dat betekent dat hij goed luistert. En hij heeft kleine voeten. Dat betekent dat hij hard kan rennen. Een kameel met grote voeten is log en dus traag. Ook bij ons geldt: tijd is geld. Van slome kamelen houden we niet. Verder is het heel belangrijk, dat zijn zitplekken goed gehard zijn.’ Bansi wijst naar vreemde dikke eeltige kussens op de borst en knielen van de kameel. Het dier opent zijn mond en kwijlt. Zijn tong blijft half uit zijn mond hangen. Dit kan niet goed zijn. Een vreselijke stank komt me tegemoet. Maar de geur lijkt Bansi niet te deren. ‘Nee, hoor. Hij heeft een gezonde geur,’ zegt hij en trekt met zijn hand de lippen van de kameel opzij en controleert het gebit. ‘Een goed stel kiezen. Drie stuks. Hij is gezond en volwassen. De eigenaar kan voor dit dier wel 30.000 roepies krijgen.’

We lopen door. Verderop staat een groep oudere mannen druk te gebaren rondom een enorme, donkerbruine kameel. Bansi informeert waarover er consternatie is ontstaan. Na een druk gesprek draait hij zich naar me om. ‘De eigenaar vraagt 125.000 roepies voor zijn kameel,’ vertelt hij met open mond. ‘Dit is ongehoord. Veruit het hoogste bedrag dat ooit is gevraagd. En, werkelijk ongelofelijk, er zijn dus al 75.000 roepies geboden. De goden zijn actief dit jaar.’ We bekijken de kameel en knikken. Vier keer het normale bedrag lijkt wat buitensporig, maar dit is inderdaad een bijzonder goed exemplaar: hoog op de poten, gespierd, volle zitkussens, kleine voeten, spitse oren en een geconcentreerde waterige blik. Zelfs ik, als kersverse kameelkenner, kan dat zien.

Kameel of dromedaris?

De kamelenfamilie bestaat uit eenbultige en tweebultige viervoeters. De Latijnse naam voor de eenbultige kamelensoort, zoals die in India, is camelus dromedarius en de kamelensoort met twee bulten heet camelus bactrianus. De viervoeter met een bult is dus wel lid van de kamelenfamilie, maar wordt in goed Nederlands eigenlijk dromedaris genoemd. Maar omdat ze in het engels allebei ‘camel’ heten, is het steeds gangbaarder om de dromedaris ook kameel te noemen.

error: Content is protected !!
Share This