DE ZAKKENDRAGERS VAN INDIA

Economische voorspoed, nieuwe middenklasse… Lege woorden of een realiteit? Wat betekent de explosieve groei van de afgelopen tien jaar voor de gewone man? Voor, zeg maar, de ‘Henk en Ingrid’ van India?

No doubt about it: Er is een steeds grotere groep Indiërs die zich een eigen auto, een magnetron en de laatste gezichtscrème kan permitteren. Bezoek een upscale shopping mall en there they are: kersverse shop-a-holics. De Nike store en l’Oreal beauty shops hebben geen moeite om klanten te trekken. En vakantie is een nieuw fenomeen. Bijzondere plekken worden platgelopen door Indiase toeristen, die tijd en geld hebben voor een dagje uit.

Maar voor het gros van de werkende bevolking heeft de economische groei een keerzijde. De kosten van levensonderhoud (van voedsel, met name rijst, uien en graan) zijn namelijk sneller gestegen dan de salarissen.

Een rekensom, niet mijn favoriete bezigheid, maar het geeft een aardig beeld van India nu:

Wat verdient de doorsnee Indiër?

Het te besteden bedrag per dag van de meerderheid van de Indiërs, echte arme mensen, (grofweg 60%) ligt op 1 à 2 euro. Groente en fruit – laat staan goed onderdak of een auto – is voor deze groep Indiërs onbetaalbaar. Een bescheiden maaltijd is ongeveer 30 roepies, 50 eurocent. De prijs van een kilo sinaasappelen is 60 roepies.

De afgelopen maanden deed ik een kleine survey: Ik heb aan mensen met veelvoorkomende dienstverlenende banen onbeschaamd gevraagd wat ze verdienen. De antwoorden lagen dichtbij elkaar.

De zakkendrager op de foto (genomen op het treinstation in Kunyakumari, Tamil Nadu) verdiende ongeveer 8000 (131 euro) euro per maand, de postkoeriers op hetzelfde station verdienden 6000 roepies per maand en de treinconducteur verdiende zo’n 8000 per maand. Een meeste (lange afstands-)chauffeurs die ik sprak verdienen – naast een salaris van 4000 roepies (65 euro, 2 euro per dag) -, zo’n 100 roepies euro per rit (1,6 euro). Een hotelbediende zo’n 4000 à 6000 roepies per maand (98 euro). Zijn salaris wordt aangevuld met fooi. Een hotelmanager van een midrange hotel verdient tussen de 10.000 en 15.000 roepies per maand.

Het is enigszins natte vingerwerk, maar naar mijn idee verdient het gros van doorsnee werknemer in Tamil Nadu en Kerala tussen de 4000 en 8000 roepies per maand. Dat is 65 tot 131 euro per maand, ofwel 2 tot 4 euro per dag. De meeste mensen werken 6 of 7 dagen werk, veelal enkele uren voorbij de 8 uur die bij ons standaard is.

Wat kost het levensonderhoud?

Een maaltijd, bijvoorbeeld een rijstgerecht met curry en wat groenten, kost ongeveer 1 euro. Het grootste deel van het te besteden inkomen gaat dus op aan voedsel. Er blijft weinig over voor scholing, doktersrekeningen, transportkosten of goede schoenen.

In een stad als Chennai is de huur van een kamer met elektriciteit en water vanaf 4000 roepies (65 euro p.m.), 2-kamer appartement vanaf 8.000 (131 euro p.m.). Voor de meeste jonge stedelingen is het dus onmogelijk om op zichzelf te wonen.

Hoe komen mensen rond?

De meeste dienstverleners (jonge mannen – vrouwen werken nog altijd weinig in beroepen buitenshuis) wonen thuis bij hun familie. Getrouwde stellen leven vaak apart. De vrouw woont met de kinderen bij haar schoonouders buiten de stad. Haar man werkt in de stad en slaapt voor 100 tot 1000 roepies per maand in slaapzalen of deelt een kamer met collega’s of vrienden.

Het hart van de Indiase economie is de middenstand (en natuurlijk de Indiase multinationals, zoals Tata en Arcelor, die in een rap tempo westerse bedrijven overnemen. In Luxemburg is Arcelor (staalbedrijf) de grootste werkgever van het land.

In de Indiase krant The Hindu – ik ben de naam van de auteur vergeten – las ik een treffende observatie:

De schrijver stelt dat de economische groei en maatschappelijke vooruitgang van India te danken is aan groeiende groep individuen die ondanks de (falende) overheid (corruptie, bureaucratie, machtsspelletjes) een bedrijf weten op te richten. Opgeleide Indiërs zoeken hun heil niet langer buiten India, maar gebruiken hun internationale ervaring voor creatieve oplossingen en innovatieve producten in eigen land, die vervolgens op de mondiale markt verkocht kunnen worden (deze nieuwe fase van globalisering wordt overigens glocalisering genoemd).

De schrijver noemt deze nieuwe groep ondernemers: indovators. Hij kenschetst de nieuwe Indiase generatie als vernieuwende eigenzinnige doeners, die hun weg om de overheid heen weten te vinden.

PS:

Belofte maakt schuld. Ik loop vreselijk achter met mijn blogs. Het verslag van mijn bezoek aan de vrouwenpolitie en tempelsmeden van Kanyakumari moet nog even wachten, want DE LIEFDE GAAT VOOR. Hah! Ik heb iemand gevonden die ik voorlopig niet meer los ga laten. 🙂

Ik heb enkele prachtige sieraden kunnen aankopen bij oude juweliershuizen, zoals Gem Palace en Suranas. Deze huizen leverden generaties lang aan de Mogol- en Rajputkoningshuizen, nu aan iedereen die het kan betalen.

Ik heb ook enkele stukken verworven bij een modern juweliershuis, gerund door twee kunsthistorici, Amrapali. Ik heb de stukken geselecteerd op achtergrondverhaal, vakmanschap en fijne afwerking. Zoals deze: Kundan armband van 22karaats goud, gezet met diamant en afgewerkt met 24karaat goud. Het secuur aangebrachte roze emaille getuigt van vakwerk.

En gisteren heb ik op de valreep enkele Rajput huwelijksjurken besteld. Ik heb ze moeten passen, want ze moeten nog in elkaar gestikt worden en dat was best eng voor iemand die zich niet zo kan vinden in het prinsesse-/bruidsplaatje.

error: Content is protected !!
Share This