DE SLAG OM HET SURINAAMSE REGENWOUD
Indigo
Door Saskia Konniger
Najaar 2003
De Saramakaners claimen hun recht op de grond
Het binnenland van Suriname is één van de laatste stukken ongerept regenwoud. Dat de talloze mineralen, plant- en diersoorten zeer waardevol zijn, daar is iedereen het over eens. Maar hoe moeten worden omgegaan met deze schatten, en van wie zijn ze eigenlijk? Van de hele wereld, zeggen de internationale natuurorganisaties. Van de Surinaamse overheid, zegt de regering en geeft zonder veel terughoudendheid toestemming aan multinationals om hout, goud en bauxiet te exploiteren. De binnenlandbewoners –bosneger en inheemsen- zijn het zat en claimen zeggenschap over het gebied.
Een hechte groep binnenlandbewoners zijn de Saramakaanse bosnegers. Vijftienduizend van hen wonen aan de Surinamerivier ten zuiden van het Van Blommensteinstuwmeer. De dorpen, ingesloten door een dicht regenwoud, zijn moeilijk bereikbaar. Er is geen stromend water en elektriciteit. Het regenwoud is van levensbelang. De mensen bouwen hun huizen en boten met hout uit het regenwoud, verbouwen zelf hun voedsel, verzamelen medicinale planten en leven van de jacht en visserij.
Al eeuwen worden de bosnegers gerespecteerd als een soeverein volk. Ze stammen af van gevluchte slaven, die zich ruim driehonderd jaar geleden hebben gevestigd aan de Surinamerivier. Na een intensieve guerrillastrijd hebben de Saramakaners al in 1762 hun onafhankelijkheid afgedwongen van het toenmalige Nederlandse gouvernement.
Deze geschiedenis is niet vergeten. Hugo Jabini van de grondrechtenorganisatie Tooka legt uit: ‘Wij hebben een vrije geest, wij kunnen niet in dwang of in slavernij leven. Daarom zijn onze mensen destijds weggegaan. Ze zeiden: ‘Wij willen vrij zijn, we kiezen liever voor het moeilijke leven in het bos dan onder dwang te leven’.’
In 1998 heeft Suriname samen met de Amerikaanse natuurorganisatie Conservation International (CI) het Centraal Suriname Natuurreservaat (CSNR) ingesteld. Het reservaat omvat 1,6 miljoen hectare onbewoond tropisch regenwoud in Westelijk Suriname. CI wil hun activiteiten nu graag uitbreiden naar het Boven-Surinamegebied, Saramakaans leefgebied. De Saramakaners vrezen inperking van hun vrijheden en verlies van inkomsten, want CI houdt zich niet alleen bezig met natuurbescherming, maar doen ook aan ecotoerisme en farmaceutisch onderzoek.
Monique Pool van CI legt uit, ‘Wij zijn echt niet van plan om luxe-resorts te maken, maar we willen het ecotoerisme in het Boven-Surinamegebied zeker stimuleren. Ook willen we projecten opzetten met betrekking tot medicinale planten.’
Jabini is er niet gerust op. ‘CI heeft geen belangstelling voor mensen, alleen voor dieren. We hebben geprobeerd om met ze samen te werken, maar ze staan niet open voor samenwerking. Ik vertrouw ze niet, veel te veel geld en geen duidelijke agenda. En die connecties met farmaceutische bedrijven… Wat moeten die Amerikanen hier? Dit is toch ons land?’
In Pikin Slee, een bosnegerdorp aan de Surinamerivier, hebben de Verenigde Saramakaanse Gezagsdragers (VSG) en Tooka een krutu belegd. Op deze traditionele vergadering komen de kapiteins, de dorpshoofden, bijeen om de situatie te bespreken. De meeste Saramakaners horen voor het eerst over plannen van CI.
Kapitein Humphrey trekt fel van leer. ‘Zo’n reservaatgebied is niks voor ons. We kunnen ons gebied zelf wel beheren. Want hoeveel honderden jaren hebben wij hier niet al geleefd? Wij weten alles van de medicijnplanten en weten precies hoe we het bos moeten bewaren. We zijn hier al vanaf de zeventiende eeuw en toch is ons gebied nog rijk aan houtsoorten, dieren en planten.’
‘Als we onderdeel worden van zo’n natuurreservaat wordt het hier een gevangenis.’, valt Jabini hem vol vuur bij, ‘Op bepaalde plekken mogen we dan niet meer jagen, we zullen onze kostgronden moeten inleveren. We zijn niet tegen natuurbescherming, maar we willen op onze eigen manier leven.’
Districtscommissaris Strijk wuift de weerstand weg. ‘Het is natuurlijk moeilijk als CI heer en meester gaat spelen in een gebied waar de mensen bepaalde rechten hebben. En het is natuurlijk wel zo dat wanneer een gebied tot natuurgebied wordt verklaard, de mensen niet meer met vuurwapens achter de beesten aan mogen zitten.’
En dat is nou juist wat de Saramakaners vrezen. De VSG heeft zich daarom gewend tot de Inter-Amerikaanse Commissie inzake Mensenrechten van de Organisatie van de Amerikaanse Staten (OAS). De commissie erkent de grondrechten van inheemse en tribale volken en heeft Suriname verzocht om alle economische activiteiten in het Boven-Surinamegebied te stoppen totdat er een overstemming over het grondgebied is bereikt, maar vooralsnog lijkt het niets uit te halen. De regering heeft de zaak ‘in studie’.
Op de krutu gaan de aanwezigen uiteen om de situatie te bepraten. ‘Er zijn internationale afspraken over ons grondgebruik,’, zegt onderwijzer Justus Eduards, ‘maar de laatste tijd zien we dat de regering zonder ons medeweten delen van onze gebieden aan derden geeft om er economisch van te profiteren. De rijkdommen worden meegenomen en wij blijven maar arm hier. Dat kan niet goedgepraat worden.’
Ook de 22-jarige Evinel Saaki maakt zich zorgen. ‘De toekomst is hier en we hebben het bos nodig om te overleven. Ik ben nu jong, ik ga vaak naar de stad om te leren en te werken, maar wanneer ik oud ben kom ik zeker terug om hier te wonen, want dit is mijn thuis.’
Rastafari Alingo Duku stemt in. ‘Deze vergadering is belangrijk, want ik wil mijn kinderen hier opvoeden. Ik vind dat de mensen die naar de stad zijn gegaan terug moeten komen om te helpen.’
Dan is er plotseling beroering. Er komt een brief van granman Songo Aboikoni -die vanwege ziekte verstek heeft laten gaan- aan president Venetiaan te voorschijn. In de brief vraagt hij de president om zijn woongebied onder te brengen in het reservaat. De soloactie van de granman komt hard aan bij de mensen. In 1997 was hij ook al in opspraak. Toen leverde hij geheel op eigen initiatief en voor eigen gewin zijn gebied uit aan een Chinees houtkapbedrijf. De kapiteins weten niet goed wat ze moeten doen en besluiten een delegatie af te vaardigen, die bij de granman verhaal moet halen.
CI blijkt goed op de hoogte van deze situatie. Monique Pool: ‘Het conflict tussen de granman en zijn bevolking bestaat al heel lang, maar wij hebben enkele projecten lopen in zijn familiegebied. Daar zijn we zeer tevreden over en vanuit het gezag van de granman willen we deze uitbreiden naar andere Saramakaanse gebieden.’
Onzeker over wat hun boven het hoofd hangt gaat de krutu uiteen. Jabini, ‘In de afgelopen jaren is het duidelijk geworden dat de regering alleen maar aandacht voor ons heeft wanneer ze stemmen nodig hebben en daarna maakt men zich niet druk over wat er hier gebeurt. Als we alles aan de regering overlaten dan gaan we echt creperen.’
De gezagsdragers roepen de gemeenschap op om de krachten te bundelen. Jabini stemt in. ‘Er moeten meer jonge intellectuelen uit de stad terugkomen om hun volk te helpen. Als gemeenschap moeten we samen het gebied beschermen en ontwikkelen. Wij wonen hier al driehonderd jaar en nog steeds is het intact. Elke bosneger weet hoe je het bos moet beheren, hoe je kostgrondjes goed moet onderhouden zonder het bos te vernietigen. We leveren al eeuwen een succesvolle bijdrage in de zuurstofvoorziening van de hele wereld! En dat willen we blijven doen.’