BUBBLES OF FREEDOM

Socialism is Great, zong Lijia Zhang, toen ze in Nanjing’s raketfabriek werkte. Een baan om trots op te zijn vond haar moeder. Toen er een plek vrij kwam in de prestigieuze fabriek waar Lijia’s moeder werkte, haalde ze de zestienjarige Lijia van school om de familietraditie voort te zetten. Voor Lijia was het communistische arbeidersleven een nachtmerrie. Het betekende geen privacy, doodsaai werk en elke maand in rij voor de menstruatiecontrole.

‘Ik heb later begrepen dat ik nooit promotie kreeg, omdat de afdelingschef dacht ik mijn haar gepermanent had, een van de tekenen van westerse perversiteit. Mijn krullen zijn natuurlijk!’ Lijia kan er inmiddels om lachen. De dagen in de fabriek zijn voorbij. Haar droom is uitgekomen. Ze is journalist voor een internationale pers. In Chinese media serieuze journalistiek bedrijven is altijd nog onmogelijk.

Ik ontmoette Lijia op haar boekpresentatie in The Bookworm, een literair café gerund door buitenlanders, gericht op een Engelstalig publiek.

‘Zolang ik niet in het Engels publiceer, laat de overheid me met rust,’ zegt Lijia, die na omzwervingen in Europa inmiddels weer in China woont. Haar boek Socialism is Great is een meeslepend, persoonlijk verhaal, dat alleen inzicht geeft in de jaren ’80, maar ook in het huidige China. (www.lijiazhang.com)

Lijia groeide op in China’s turbulente jaren ‘80. Deng Xiaoping had de eerste vrijhandelszones geopend (hierover later meer, ik ben nu namelijk in Shenzhen, de eerste vrijhandelszone) en moedigde de bevolking aan zoveel mogelijk geld en goederen te verzamelen. Rijk worden is glorieus, zo stelde hij. Voor het eerst sinds lange tijd sloot China zich niet meer hermetisch af voor de buitenwereld. Langzaam druppelden buitenlandse invloeden ook de omgeving van Lijia binnen. Haar blik op de wereld, op het Chinese systeem, veranderde zodanig, dat ze in 4 juni 1989 een groep fabrieksarbeiders het Plein van de Hemelse Vrede op leidde, om te protesteren tegen de toenemende kloof tussen arm en rijk en corruptie van het partijapparaat. Aanleiding voor protesten die dag was herdenking van de dood van een kritisch partijlid, Hu Yaobang. De hervormingsgezinde Hu was in 1987 uit de partij gezet, omdat hij weigerde protesten te onderdrukken. De rest is – in het westen bekende – geschiedenis. Deng besloot de breed gedragen volksopstand (ook in Shanghai waren harde confrontaties) genadeloos neer te slaan. De grenzen van de eerste verkenningen van individuele vrijheden, politieke openheid waren bereikt. De gebeurtenis maakte een abrupt einde aan de euforie van de Chinese jaren ’80. Het politiek apparaat trok streng aan de teugels en paste de liberaalkapitalistische koers aan. Dat was twintig jaar geleden.

Dertig jaar openheid en explosieve economische groei heeft China het uiterlijk gegeven van een westerse natie. Kritiek geven kan, indien geen opmerkingen over het eenpartijstelsel. Van vrije pers is geen sprake. Protesten komen nog steeds regelmatig voor, en soms hebben ze effect. Wel zorgt de regering ervoor, dat protesten lokaal blijven. Orde en harmonie van de natie gaan voor de rechten van het individu. Je bent vrij om te verdienen zoveel je kunt, persoonlijke expressie en vermaak is toegestaan, zolang je je mond maar houdt over mensenrechten, democratie en politieke hervormingen. Een opgelegde overeenkomst waar de meeste Chinezen zich in meerderheid bij neerleggen.

‘Ook al ben ik in officiële Chinese ogen een dissident, ik ben niet negatief over China,’ zegt Lijia. ‘Er is zoveel veranderd. Ten goede vooral. De economische groei heeft de levensstandaard voor miljoenen Chinezen verbeterd. De kooi waarin ik opgroeide is zoveel ruimer geworden. Op alle gebieden zijn – vooral individuele – vrijheden toegenomen. De staat heeft zich op het persoonlijke vlak teruggetrokken. Je mag alles, behalve je bemoeien met het politieke systeem. Dat komt misschien nog.’

Ook schrijfster Xinran is niet populair bij de Chinese overheid. Haar laatste boek China Witness is een verslag van interviews met 20 mensen tussen de 70 en de 100 jaar oud kriskras door China. De aangrijpende verhalen geven een dwarsdoorsnede van de dramatische Chinese geschiedenis van de vorige eeuw. Zo interviewt ze een man die als aanhanger van Mao in de jaren ‘30 de Lange Mars heeft meegelopen. Hij laat niet veel los en als hij het weg wil wuiven, zegt zijn vrouw: ‘Ach man, doe je schoenen uit. Laat je voeten zien.’ Zijn voeten zijn helemaal misvormd. Door de kou en infectie raakte hij tenen kwijt. Het zijn slechts stompen. Honderden kilometers op sokken door de vlakte gelopen. Degene die bezweek bleef achter. Doorlopen was overleven.

China moet haar geschiedenis kennen, zo betoogde Xinran vorige week in The Bookworm. Nog steeds houdt de regering de duim stevig op kritische geschiedschrijving. Zo hebben Chinese jongeren (veelal zeer patriottistisch) meestal nog nooit gehoord van de opstand in 1989. Erger nog, stelt Xinran, ze hebben vaak geen idee wat hun ouders of grootouders hebben meegemaakt. Zoals de overheid informatie achterhoudt, is er in veel gezinnen geen openheid over het persoonlijke verleden. Door pijn van herinnering aan traumatische ervaringen, schaamte over armoede en verwarring over idealen houden veel (groot)ouders hun levensverhaal voor zich, aldus Xinran. Evenals Lijia kan ook Xinran haar boeken niet uitbrengen op de Chinese markt. (www.xinranbooks.co.uk/blog/)

Na een kennismakingslunch nam Lijia me mee naar de opening van een tentoonstelling van de kunstenaar Ye Xue. Ze wilde me koppelen aan een charmante Chinese wijnexporteur. Hij was charmant, maar mogelijk zo verlegen, dat er verder weinig van hem uit ging. Wellicht doordat het Maoïsme flirten decennia lang heeft onderdrukt: Sexy is niet een woord dat ik aan ook maar een Chinese man heb kunnen koppelen. Misschien heeft het gebrek aan baardgroei er ook mee te maken. Veel Chinese mannen hebben een zachte huid, feminien, androgyn bijna. Het gesprek kwam niet op gang en er was geen vonk die oversloeg. Kansloze exercitie, zo concludeerde ik en richtte mijn aandacht op de kunstenaar. Ye was ook participant op de betoging in 1989, evenals Lijia niet als student, maar als arbeider.

‘De opstand van ’89 is vergeten,’ zei Ye. ‘Mensen zijn nog wel boos, maar protesten gaan over corruptie of vervuiling, niet over het politieke stelsel zelf. We leven in luchtbellen van vrijheden. Alle bellen streng afgebakend, zodat ideeën zich niet al te ver verspreiden.’

Ik vroeg Ye wat hij vond van het veelgebruikte argument, dat harmonie belangrijker is dan mensenrechten en transparante informatievoorziening.

(‘Ik begrijp dat de regering niet alles aan het volk vertelt,’ zo zei een studente tegen mij. ‘Daar komen alleen maar problemen van. Ik vertrouw het oordeel van de regering. Ze doen het heel goed. Kijk hoe goed ze de Olympische Spelen hebben georganiseerd, en hoe fantastisch men te werk is gegaan met de wederopbouw na de aardbeving van Sichuan.’

‘Maar je kunt bijvoorbeeld toch helemaal niet controleren of de wederopbouw wel zo goed gaat? probeerde ik. ‘Niemand weet waar al die ingezamelde miljoenen naartoe gaan?’ Tevergeefs. De twintigers zijn in mijn ervaring zeer ongeïnformeerd en nationalistisch, een ongelukkige combinatie als je ‘t mij vraagt.)

Ye: ‘De propaganda werkt. Mensen protesteren, maar ze kijken niet naar de wortels van de problemen.’

error: Content is protected !!
Share This